Tijdelijke vrijstelling Regeling Vervroegde Uittreding (RVU)


De Eerste Kamer heeft op 12 januari 2021 het wetsvoorstel waarin de tijdelijke RVU-vrijstelling is opgenomen aangenomen. De aanpassing van de regeling gaat met terugwerkende kracht in per 1 januari 2021.

Wat is een RVU?
Sinds 1 januari 2005 was een werkgever een eindheffing van 52% verschuldigd bij een Regeling Vervroegde Uittreding. Er is sprake van een RVU als een vertrekregeling uitsluitend of nagenoeg uitsluitend tot doel heeft om de periode tot pensionering van een werknemer te overbruggen. Dit kan bijvoorbeeld door een ontslagvergoeding, wachtgeldregeling of vrijstelling van werk met doorbetaling van loon. De vertrekregeling kan vooraf ter toetsing aan de Belastingdienst worden voorgelegd. Indien sprake is van een leeftijd gerelateerd ontslag, dan moet aan de hand van de zogenaamde 70% toets worden beoordeeld of er sprake is van een RVU. De 70%-toets kijkt naar de hoogte van de ontslagvergoeding. Voor deze toets wordt uitgegaan van de fictie dat de ontslagvergoeding wordt gebruikt voor de aankoop van een periodieke uitkering. Er is geen sprake van een RVU als het totaal van de (fictieve) periodieke uitkering en de eventuele andere uitkeringen uit vroegere dienstbetrekking, niet meer bedraagt dan 70% van het laatst verdiende loon over het jaar.

Wat is de tijdelijke vrijstelling RVU?
In het Pensioenakkoord is opgenomen dat werkgevers de mogelijkheid moeten hebben om afspraken te kunnen maken met oudere werknemers om eerder te stoppen met werken. Volgens de regering was er meer behoefte aan flexibele mogelijkheden om pensioen te besteden. Daarnaast moest er een oplossing komen voor oudere werknemers die, vanwege de zwaarte van hun beroep, niet in staat zijn om werkend de AOW-gerechtigde leeftijd te bereiken. Er is door de Eerste Kamer een tijdelijke maatregel aangenomen, waarbij de RVU tijdelijk en onder bepaalde voorwaarden wordt versoepeld.

Werkgevers worden tot en met 31 december 2025 in de gelegenheid gesteld om een regeling af te spreken ter overbrugging van die periode tot de ingangsdatum van de AOW. De regeling geldt voor werknemers die uiterlijk 31 december 2025 de leeftijd bereiken die (maximaal) drie jaar vóór de AOW-leeftijd ligt.

Voorwaarden
Voor deze vrijstelling gelden de volgende voorwaarden en uitgangspunten.

  • De regeling om eerder te stoppen met werken heeft betrekking op werknemers die binnen drie jaar hun AOW-gerechtigde leeftijd bereiken.
  • Er geldt een maximum bedrag (bruto) voor de heffing. De hoogte van de jaarlijkse vrijstelling is gelijk aan de jaarlijkse netto AOW.
  • Als het bedrag van de vertrekregeling hoger is dan de RVU-vrijstelling dan is over het ‘meerdere’ een RVU-heffing van toepassing.

Uitloopperiode
Op basis van overgangsrecht geldt voor de jaren 2026 tot en met 2028 een uitloopperiode. De werkgever kan voor uitkeringen in die periode gebruikmaken van de drempelvrijstelling onder de volgende voorwaarden.

  • De RVU-uitkering is uiterlijk op 31 december 2025 overeengekomen.
  • De werknemer heeft de leeftijd bereikt die maximaal drie jaar vóór de AOW-leeftijd ligt.